Direct naar inhoud

Onder de leden: Jolanda Janssen

Gepubliceerd op:

Door Jimmy Tigges

Wat doe je nu?

‘Ik ben bezig aan mijn laatste weken in het Groot Omroepkoor. In september word ik 67, dan ga ik met pensioen. De meesten stoppen eerder, omdat het te zwaar wordt of omdat hun stem het niet meer aankan. Zingen bij het GOK betekent een volle baan, dag in dag uit. Op dit niveau is dat topsport, elke dag vier uur zingen. En dan thuis nog studeren natuurlijk. Het is geweldig om met zestig mensen bij elkaar te zitten in een studio en om samen naar een eindproduct toe te werken. Dat zal ik missen, net als al die jongere collega’s die er de laatste tijd zijn bij gekomen, maar ik vind het na veertig jaar ook wel mooi geweest.’
Het GOK valt, net als het Radio Filharmonisch Orkest (RFO) waarmee het koor vaak samenwerkt, onder de Stichting Omroep Muziek (SOM), het productiehuis voor levende muziek bij de publieke omroep. Janssen: ‘We zijn hofleverancier van twee symfonische radioseries voor NPO Klassiek: de NTR ZaterdagMatinee en het AVROTROS Vrijdagconcert. Meestal zijn die concerten in TivoliVredenburg en het Concertgebouw. Daarnaast doen we nog wat series, zoals Pieces of Tomorrow in Utrecht (klassieke muziek in een popjasje) en het Zondagochtend Concert van AVROTROS, in Amsterdam. Allemaal radio en meestal rechtstreeks.’

Omdat ze ‘zo lekker hoog’ kon zingen, was Janssen jarenlang eerste sopraan, totdat ze moest ‘afzakken’ naar haar eigenlijke stem en tweede sopraan werd. ‘Daardoor kon ik het zo lang volhouden. Het repertoire varieert van klassiek en modern-klassiek tot opera, oratorium en soms een mis. Maar we zingen ook a capella, zonder orkestbegeleiding. Vaak erg moeilijk, maar ook weer een uitdaging. Gemiddeld repeteren we anderhalve week per productie. Dan is er het concert, daarna gaan we verder met het volgende project.’
Haar laatste project voor de zomervakantie was een cd-opname van Der fliegende Holländer met het Hong Kong Philharmonic Orchestra, onder leiding van dirigent Jaap van Zweden, in Hongkong. Op het moment dat we haar spreken, wachten haar tot half september nog vier producties met het GOK, waaronder een cd-opname met muziek van Frank Martin en Daniel Lesur, a capella. Haar laatste project zijn de Chichester Psalms van Leonard Bernstein. ‘Daar mag ik op speciaal verzoek nog aan meedoen, ondanks dat ik dan eigenlijk al met pensioen ben.’

Tezelfdertijd eindigt ook haar kaderlidmaatschap van de Kunstenbond namens de SOM. ‘Dat heb ik een jaar of elf gedaan, met nog een koorlid en twee orkestleden. We informeren de leden onder de musici. Gaandeweg is er veel veranderd in het bedrijf. In tegenstelling tot onder de musici is het verloop in de staf erg groot. Daardoor wordt aan veel van de onuitgesproken afspraken getwijfeld tegenwoordig. Alles moet vernieuwd en verbeterd en veranderd, zonder te kijken naar wat best goed ging. Als kaderleden denken wij vanuit de praktijk mee over dat soort dingen. We houden de vinger aan de pols of het allemaal wel goed gaat en in het belang is van de werknemers. Dat vind ik wel leuk, maar soms schiet het niet op. De musici vallen onder de Mediawet, wij moeten uit hetzelfde potje worden bekostigd als de NPO. Daar is al veel op bezuinigd en nu staat er weer een enorme bezuiniging te wachten. Gelukkig heb ik een opvolger, dat is prettig voor het vervolg van de cao-onderhandelingen die zijn vastgelopen.’

Wat heb je zelf aan de Kunstenbond gehad?

‘Persoonlijk heb ik die nooit nodig gehad. Ik ken wel collega’s die ondersteuning of juridische hulp
nodig hadden voor bepaalde zaken. Als het aan het bedrijf ligt is er weinig over voor fatsoenlijke financiële regelingen en updating van de bestaande regelingen. Zangers moeten lessen volgen en de orkestleden hebben kosten aan hun instrumenten. Snaren, rieten voor bepaalde blaasinstrumenten, groot onderhoud. Als het aan de werkgever ligt blijft dat op een laag pitje, ze hebben al weinig geld. Kledingvergoedingen, dat soort dingen. Er zijn een heleboel eenvoudige dingen die wel goed afgesproken moeten worden, de bonden zijn daar echt belangrijk voor.

En om terug te komen op je vraag “Wat doe je nu?”: ik heb voorgesteld om na mijn pensioen met een commissie die hele cao te herschrijven in hedendaagse taal en te updaten waar die sterk verouderd is. Daar werd wat om gelachen, maar dat was best serieus bedoeld. De cao is een handleiding, daar staat lang niet alles in. Maar aangezien de huidige staf- en directieleden te kort zitten om te weten hoe het werkt in dit bedrijf, hoor je ze steeds vaker zeggen: ja maar volgens de cao mag het. Er staat nergens in de cao dat het mag. Ja, er staat niet dat het niet mag. Zo kan je natuurlijk eindeloos touwtrekken. Juist omdat al die musici steeds afhankelijker zijn geworden van
een goede cao, is het belangrijk om die cao eens helemaal te herlezen en te herschrijven, met in het achterhoofd de dagelijks voorkomende problemen: hoe je dat zo duidelijk mogelijk kunt formuleren, zodat er zo weinig mogelijk twijfel over mogelijk is. Ik weet niet of ze gebruik gaan maken van mijn aanbod, maar dat leek mij wel zinnig.

Verder wil ik na mijn pensioen saxofoon leren spelen en mij hier in het dorp, Boxtel, bij de
harmonie aansluiten. Gewoon, om iets met muziek te doen en toch dat gevoel van samen naar iets toewerken te hebben. Maar eerst moet ik een nieuwe schouder. Ik heb veertig jaar lang met zware muziekboeken in mijn handen gestaan. Dat heeft zijn tol kennelijk geëist.’

Delen via social media