Op woensdag 18 maart publiceren Platform BK en de Kunstenbond het onderzoeksrapport Geen Stad Zonder Kunst #2 (GSZK#2). Het onderzoeksrapport biedt een vergelijkend overzicht van het atelierbeleid uit zes steden in Nederland – Den Haag, Tilburg, Arnhem, Maastricht, Utrecht en Amsterdam – en is daarmee een waardevolle praktische handreiking voor kunstenaars, politici en beheerders van maatschappelijk vastgoed.

Het rapport is het resultaat van een landelijke campagne voor betaalbare woon- en werkruimtes voor kunstenaars die Platform BK en de Kunstenbond sinds 2018 voeren onder de noemer ‘Geen Stad Zonder Kunst’. Platform BK en de Kunstenbond concluderen dat er meer maatschappelijk vastgoed door zelfbeheer van collectieven en atelierstichtingen gecreëerd moet worden. Dit als reactie op de afname van maatschappelijk vastgoed van gemeentes en woningcorporaties gestimuleerd door landelijke wetgeving.

Met dit rapport bieden Platform BK en de Kunstenbond de minister van Cultuur Ingrid van Engelshoven een handreiking om de motie Dik-Faber* over schaarser wordende atelieruimte voor kunstenaars uit te voeren. De Tweede Kamer overwoog daarbij dat steden en dorpen gebaat zijn bij creatieve broedplekken. Een van de opdrachten uit de motie was het culturele veld hierbij de betrekken. In het rapport staan aanbevelingen voor de landelijke en lokale politiek om de tendens te keren dat ateliers en atelierwoningen schaarser en duurder worden.

De vier belangrijkste aanbevelingen voor de landelijke overheid uit het rapport zijn:

·       Zorg ervoor dat maatschappelijk vastgoed maatschappelijk blijft.

·       Zorg ervoor dat individuen en organisaties die afhankelijk zijn van maatschappelijk vastgoed dit vastgoed kunnen blijven huren.

·       Ondersteun en stimuleer coöperatieve vormen van beheer en eigendom.

·       Betrek kunstenaars bij beleid, praat niet zonder hen over hen.

 

Landelijke wetgeving en Motie Dik-Faber c.s.

Een van de conclusies in het rapport is dat mede als gevolg van landelijke wetgeving de aantallen betaalbare ateliers en atelierwoningen zijn gedaald en de bewegingsruimte van gemeentes en woningbouwcorporaties om nieuwe betaalbare ateliers te realiseren is vernauwd. Door de invoering van de Wet Markt en Overheid moeten gemeentes een kostprijsdekkende huur rekenen en bij verkoop van gemeentelijk vastgoed de marktprijs vragen. Door de invoering van de Woningwet 2015 hebben woningbouwcorporaties een strikte scheiding in sociaal en commercieel vastgoed moeten aanbrengen. Woningbouwcorporaties hebben hierbij vastgoed verkocht of ondergebracht bij een commerciële zusterorganisatie.

Middels een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken in november 2018 hebben Platform BK en de Kunstenbond samen met verschillende atelierorganisaties bovengenoemde relatie tussen landelijke wetgeving en lokaal beleid, en de mogelijke consequenties proberen uit te leggen, specifiek in het geval van de Woningwet 2015. Als gevolg van deze brief is in november 2018 de motie Dik-Faber c.s. aangenomen in de Tweede Kamer. In deze motie verzoekt de Tweede Kamer de regering om een quick scan uit te voeren naar de behoefte aan atelierruimte en creatieve broedplekken. Ook vraagt de motie de regering samen met gemeentes en het culturele veld te bekijken welke andere partijen ateliers als maatschappelijk vastgoed kunnen beheren en hoe hierbij ook het leegstaande vastgoed betrokken kan worden.