In 2020 (en 2021) staan maar liefst vier wetgevingstrajecten rond het auteurs- en naburig recht op de politieke agenda. Een aanpassing van de Wet Toezicht op Collectief Beheersorganisaties, implementatie van de veelbesproken nieuwe Auteursrecht Richtlijn, implementatie van de veel minder besproken nieuwe Omroep Richtlijn en een evaluatie van het Nederlandse Auteurscontractenrecht. Sommige trajecten zijn vooral technisch van aard, sommige kunnen bepalend zijn voor de toekomst en het inkomen van auteurs en artiesten. Een overzicht.
Wijziging Wet Toezicht op Collectief Beheersorganisaties
De Tweede Kamer maakte in december van 2019 een begin aan de behandeling van het wetsvoorstel wijziging Wet Toezicht, middels een schriftelijke vragenronde. De wet regelt de bevoegdheden van het door de overheid benoemde College van Toezicht Auteursrechten (CvTA). “Voor de meeste auteurs en artiesten is dat vooral een ver-van-mijn-bed-show,” zegt Erwin Angad-Gaur (voorzitter van Platform Makers, het samenwerkingsverband van vakbonden en beroepsorganisaties voor auteurs en artiesten), “de gedachte zal ook bij veel makers snel zijn: hoe meer toezicht, hoe beter. Zeker na affaires bij Buma/Stemra en veel discussie en kosten die daarmee gepaard gingen. Tegelijkertijd moeten we uitkijken dat de overheid zich niet met te veel zaken gaat bemoeien en op de stoel van rechthebbenden gaat zitten.
De helft van de kosten voor het uitgebreidere toezicht moet bovendien door rechthebbenden zelf betaald worden. Elke euro die naar het toezicht gaat, gaat minder naar auteurs en artiesten.” Maar Angad-Gaur is zeker niet van mening dat wettelijk toezicht overbodig is. “Bepaald niet. Incidenten met torenhoge salarissen bij vooral Buma/Stemra en andere affaires laten zien dat overheidstoezicht geen luxe is. Normering van topinkomens, controle op de doelmatigheid van kosten en toezicht op transparantie, zijn nuttig. Ook om het vertrouwen in rechtenorganisaties te behouden. Maar je moet steeds uitkijken dat de overheid gaat bepalen dat auteursrechtelijke tarieven niet te hoog mogen zijn, onderhandelingen met grote marktpartijen bemoeilijkt of de inspraak van de makers zelf in de wielen rijdt.
Het is een wankel evenwicht. In het nieuwe wetsvoorstel krijgt het College bijvoorbeeld de mogelijkheid kandidaat toezichthouders bij Sena en Buma vooraf op geschiktheid te toetsen. Als dat om vertegenwoordigers van bijvoorbeeld componisten zelf gaat is dat een zware inmenging in de democratische rechten van muziekauteurs. Daarnaast: de toezichthouder wordt op die manier zelf mede verantwoordelijk voor benoemingen. Het wordt dan mogelijk juist moeilijker om in te grijpen als zo iemand na zijn of haar benoeming niet goed zou functioneren. De toezichthouder zelf heeft hem of haar immers geschikt bevonden, of heeft niet nodig gevonden daar een extra check op te doen. Ik denk niet dat je dat moet willen.”
Nieuwe Auteursrecht Richtlijn
Over de nieuwe Auteursrecht Richtlijn is veel geschreven en is veel discussie geweest, vooral over het huidige artikel 17, de nieuwe regelgeving die ervoor moet zorgen dat ook internetplatforms als YouTube en Facebook eerlijk gaan betalen voor beschermd werk. Angad-Gaur: “Je merkt dat die discussie nog steeds een beetje doorsuddert. Te hopen is dat bij de uiteindelijke behandeling van de implementatiewet meer oog is voor alle andere aspecten. De Richtlijn is er nu, of je het er mee eens bent of niet. Nederland heeft in Europa helaas tegen de nieuwe regels gestemd, maar zal ze nu gewoon moeten invoeren.
De discussie overdoen heeft daarbij geen zin.” Auteurs en artiesten krijgen dankzij de nieuwe Richtlijn extra bescherming. “Er komt een transparantieverplichting in de wet, een maatregel waar wij samen met de andere beroepsorganisaties en vakbonden voor makers al jaren vruchteloos voor hebben gelobbyd: daardoor krijgt elke auteur en artiest recht om inzicht te krijgen in de exploitatie van zijn of haar werk; ook via sublicenties. Nu is dat vaak een oerwoud waar voor een individuele maker niet doorheen te komen is. En haal dan je recht maar…”. Ook wordt de zogenaamde “bestsellersregeling” in de wet aangescherpt: “Ook daar komt verbetering in inderdaad. De regel houdt in dat bij onverwacht groot succes de maker of uitvoerende, ook als die is afgekocht, extra mag meeprofiteren. Tezamen, sorry dat ik technisch word, met artikel 18 van de Richtlijn kan dit werkelijk een verschil gaan maken. De Richtlijn bepaalt daar dat elke maker recht heeft op een redelijke en evenredige vergoeding. Afkopen mogen niet de regel zijn, stelt Europa. Dus dat zou, als het geen dode letter wordt, tot een serieuze aanpassing van de contractpraktijk moeten leiden. Heel belangrijk wordt juist op dat punt de implementatie: het is goed en rechtvaardig bijvoorbeeld dat YouTube en Facebook netjes moeten gaan betalen. Maar van belang is dat ook de makers en kleine platenlabels, producenten en uitgevers – en niet alleen de grote major platenmaatschappijen, de filmproducenten en de Persgroep daarvan gaan meeprofiteren. Gezamenlijk hebben de vakbonden en beroepsorganisaties uitgebreid op het eerste ‘consultatiedocument’ [de eerste openbare aanzet tot de implementatiewet] gereageerd. Het is heel belangrijk dat de nieuwe regels goed geïmplementeerd worden.”
Richtlijn online omroepdiensten
Over de nieuwe Omroep Richtlijn die samen met de Auteursrecht Richtlijn werd ingevoerd is opmerkelijk weinig te lezen geweest. Ten onrechte vindt Angad-Gaur: “Het verschil dat deze richtlijn gaat maken is misschien minder maatschappelijk gevoelig. Maar de nieuwe regels geven onder meer alle makers op een filmwerk extra rechten. Er zal dus een aanvullende vergoedingenstroom moeten komen voor online licenties van audio-visuele producties. Voor muziekauteurs was dat al vrij goed geregeld, maar voor veel andere makersgroepen, van animatoren tot en met stemacteurs en ook musici en bijvoorbeeld animatoren en vertalers minder goed. Zeker in combinatie met de uitgangspunten van een eerlijke verdeling van opbrengsten kan ook dat weer een verschil maken. Waar nu alleen voor hoofdrolacteurs, de hoofdregisseur en de hoofdscenarist een collectieve vergoeding geregeld is wordt de aanspraak dus breder.”
Auteurscontractenrecht
Op 1 juli 2015 werd de wet Auteurscontractenrecht ingevoerd, een wettelijke bescherming van auteurs en artiesten tegen wurgcontracten en tegen onredelijke bedingen. Bij de invoering werd afgesproken dat de wet na vijf jaar geëvalueerd zou worden. Dat onderzoek, door het IvIR (Instituut voor Informatie Recht) en de Universiteit Leiden, zal begin 2020 worden verricht. Daarna zal in de Tweede Kamer worden gesproken over mogelijke aanpassing van de wet, waar dat nodig is. “Vooral dat is een heel belangrijk moment,” stelt Angad-Gaur, “tot op heden hebben de nieuwe wettelijke regels niet veel verandering gebracht. Dat komt deels omdat de overheid zelf als subsidiegever niet van bijvoorbeeld de publieke omroepen eist dat onredelijke contractafspraken tot het verleden moeten behoren, maar ook omdat op sommige punten de wet net te weinig aangrijppunten geeft. De eerder genoemde transparantieverplichting bijvoorbeeld ontbrak en zal hoe dan ook dankzij de nieuwe Richtlijn worden ingevoerd, maar ook vinden wij al jaren dat de wet meer collectieve oplossingen moet bieden. De huidige wet geeft makers individueel de mogelijkheid hun recht te halen. Door hun slechte onderhandelingspositie is dat heel moeilijk of vrijwel onmogelijk. De oplossing ligt daarom vooral in collectieve aanpak. In beleid en in de wet. Dat wordt geen eenvoudige discussie, maar 2020 en 2021 zijn de gelegenheid om de wet te verbeteren. Daar zullen we ons met zijn allen sterk voor moeten maken.”
Meer over de gezamenlijke lobby van vakbonden en beroepsorganisaties van auteurs en artiesten is te lezen op www.platformmakers.nl
Erik Thijssen